MIDDELKOOP het DORP, de POLDER(S)

In de elfde en twaalfde eeuw werd, wat nu het Groene Hart wordt genoemd, het veen/moerasgebied ontgonnen. Dit gebeurde volgens het COPE-systeem. Hierdoor zijn er twee polders onstaan: Laag Middelkoop aan de westkant en Hoog Middelkoop aan de oostkant. De ligging is boven de polders van Leerdam en Leerbroek. Aangenomen wordt dat men vanaf een veenstroompje, de Middel, naar het noorden ging ontginnen. Achter aan de ontginning werd een wetering gemaakt, die de Huibert werd. De naam veranderde van Middelcope naar Middelcoop en vervolgens naar Middelkoop. De polder Laag Middelkoop lag in het graafschap van Arkel en die van Hoog Middelkoop in het graafschap van Leerdam.

Middelkoop in het Land van Arkel (Informacie van 1514).

Rond 1500 lagen er aan de rand van het onginningsgebied 33 woningen, waarvan er 4 zo arm zijn dat zij van de 'bijstand' (heyligen geest) leven. De bewoners (160) gingen in Leerbroek ter kerke. Middelkoop was 499 morgen groot. In eigendom hebben de bewoners 186 morgen, de geestelijkheid 20 morgen en de rest bij poorters in diverse steden en dorpen. 1 morgen was in eigendom van de Graaf van Arkel.

Naamgeving bewoners.

Onder elkaar kenden de bewoners elkaar en was een patroniem ( Jan Claaszoon, Claaszn of Marietje Claasdochter, Claasdr ) voldoende.  Echter, slechts één kind kon het boerderijtje, na overlijden van de ouders, blijven bewonen. Meestal de oudste zoon. Zodra de overblijvende kinderen, vooral de zonen, zich buiten het dorp vestigden was het patroniem zinloos, men kende de vader niet. Vandaar de verwijzing naar de herkomst, bijv. Jan Claaszn van Middelkoop. Het 'van' werd lang niet altijd gebruikt of later vergeten. De meeste nakomelingen, afkomstig uit Middelkoop, heetten dus 'Middelkoop'. Anderen werden genoemd naar hun beroep: Smid, Bakker, Dekker (rietdekker) enz.

 

Maak jouw eigen website met JouwWeb